Gebiedsregisseurs doorslaggevend voor duurzame bedrijventerreinen
Bedrijventerreinen toekomstbestendig inrichten, hoe doe je dat? Enkel kijken naar de gebouwen is een te beperkte invalshoek. “We moeten met gebiedsregisseurs aan de slag gaan. Alleen zij kunnen integrale en complexe opgaven als netinpassing, circulariteit, klimaatadaptatie en biodiversiteit aan elkaar verbinden”, zegt Laurens de Lange.
Tekst: Tseard Zoethout, Beeld: Robert Tjalondo (foto Laurens de Lange), Shutterstock (foto's bedrijventerreinen)
Laurens de Lange
Als commercieel directeur leidde De Lange ruim tien jaar de Unica Groep, allround technisch dienstverlener en trendsetter in duurzame innovaties. Hij combineert zijn ruime ervaring in het bedrijfsleven met kennis van het publieke domein, onder meer als voorzitter van VNO-NCW voor de regio Zwolle en Overijssel. Sinds juni 2021 geeft hij vanuit zijn bedrijf TerraTransities ook advies over complexe trajecten in de utiliteitsector, toekomstbestendige bedrijventerreinen en publiek-private samenwerkingsverbanden.
Volgens hem is de tijd aangebroken dat we de zuiver sectorale aanpak, gesteund door de overheid, verder moeten ontwikkelen en naar een vernieuwd Rijnlands model moeten toegroeien. De Lange: “Het initiatief voor de transformatie naar een duurzame leefomgeving moet bij de gemeenschap liggen. Individuele bedrijven kunnen die complexe opgaven niet zelfstandig oplossen. Daarvoor is gebiedsregie noodzakelijk. Die tillen de expertise naar een hoger niveau.”
Energiemanagement
“Wat tegenwoordig speelt, is netcongestie”, vertelt hij. “Soms zie je echter dat in januari de toegangsweg naar het bedrijventerrein voor de aanleg van een warmtenet of netverzwaring wordt opengelegd, terwijl iets later hetzelfde gebeurt voor glasvezel. Het gevolg is dat men het terrein enkele maanden niet kan bereiken. Die afstemming laat te wensen over, de organisatiegraad moet echt omhoog. Door niet langer te denken vanuit de eigen discipline, maar vanuit de gezamenlijke opgave, het gemeenschappelijk belang.”
Iets vergelijkbaars gaat volgens De Lange op voor energiemanagement. “De 3.800 bedrijventerreinen in ons land nemen circa de helft van al het aardgas af en zo’n dertig procent van alle elektriciteit”, vervolgt hij. “Die concentratie geeft grote kansen, maar daarvoor moet je verder kijken dan verduurzaming van je eigen vastgoed met bijvoorbeeld zonnepanelen op het dak. Bij een individuele benadering loop je immers de kans dat er grote pieken op het stroomnet optreden. Het parkmanagement mist de hoogwaardige expertise voor de uitwisseling of afstemming van energiestromen. Die optelsom kan je beter overlaten aan gebiedsregisseurs die een routekaart opstellen, informatie uitwisselen en in gesprek gaan met de betrokken, maar in soort verschillende partijen.”
Slimme combinaties
Elk bedrijventerrein is anders. Dat vereist een lokale blik die de grenzen van individuele bedrijven overstijgt. Knelpunten kunnen dan knooppunten van industriële ecologie worden. “In de Hessenpoort te Zwolle, in Almelo en het Brabantse Bladel doet Enexis daarmee ervaringen op”, geeft hij als voorbeeld. “Door gezamenlijk het net op te gaan, worden de stroompieken verminderd. Standaardisatie van energieknooppunten ligt juridisch lastig, maar zijn met in-time metingen en een goede organisatie realiseerbaar. In de Hessenpoort vindt nu productie van waterstof plaats. Daarbij komt ook zuurstof vrij dat de aanliggende rioolwaterzuiveringinstallatie sinds kort kan gebruiken voor biologische zuivering met een hogere efficiency.”
Circulariteit
In 2016 heeft ons land het grondstoffenakkoord ondertekend om in 2050 tot een circulaire economie te komen. De praktijk is weerbarstig, weet De Lange. “We zullen biobased bouwen moeten opschalen. De bouwsector is mondiaal verantwoordelijk voor circa 38 procent van alle CO2-uitstoot. Alleen al het gebruik van bouwmaterialen bedraagt elf procent. Woningen kunnen we beter isoleren met natuurlijke materialen, bijvoorbeeld met olifantsgras, cellulose of vlas. Daarmee vang je bovendien CO2 af. Daarnaast zullen we reststromen meer moeten benutten.”
Aan dat laatste zitten de nodige haken en ogen, weet hij ook. “Normen en wet- en regelgeving zitten in de weg. Want wat is afval en wat is precies een grondstof? Daarover wordt soms jarenlang gebakkeleid. As uit een biomassacentrale kan als bodemverbeteraar, dus als grondstof, worden benut. Hetzelfde gaat op voor afval uit de verpakkingsindustrie, dat je wellicht kan hergebruiken. Dat vereist specialistische kennis en zal je per industrie moeten onderzoeken.”
Bedrijventerreinen kunnen zich nu al opmaken voor circulariteit, meent De Lange. “Verplaats kantoren in bedrijfspanden naar de tweede verdieping en pas het bestemmingsplan daartoe aan”, tipt hij. “In tegenstelling tot dienstverlenende instellingen, zoals banken, beschikken maakbedrijven over veel materialen. Maak gebouwen en locaties daarom geschikt om herbruikbare materialen op de begane grond op te slaan en daar ook te verwerken. Zo heb je geen extra grondoppervlak nodig.”
Werklandschappen
Enkelvoudig ruimtegebruik – dus alleen elektrisch vervoer, laadpalen, wind- of zonnestroom, een warmtenet, energieopslag, voldoende drinkwater of groendaken – behoort wegens de schaarse ruimte niet langer meer tot de mogelijkheden. In plaats daarvan zullen we volgens hem naar meervoudig ruimtegebruik in en rond onze bedrijventerreinen moeten omkijken: meer functies op dezelfde vierkante meter.
“Er is verder meer werk dan menskracht. Dat tekort zal de komende jaren alleen maar groeien”, stelt de adviseur. “Bedrijven zullen dus de voorwaarden moeten scheppen om werknemers aan zich te binden. Die willen een aantrekkelijke omgeving, met een goede bereikbaarheid en meer groen. Een deel van de 3.800 bedrijventerreinen kan bijvoorbeeld geleidelijk in het landschap overlopen. IVN Natuureducatie, de grootste natuuropleiding in ons land, heeft nu een negenjarig programma voor bedrijventerreinen lopen om hitte- en wateroverlast te verminderen, om de biodiversiteit hier en daarbuiten te vergroten en om de energietransitie te bevorderen.”
“Afzonderlijk kunnen we de opgaven niet oplossen”, vervolgt De Lange. “Je zal het hele pakket kwalitatief moeten organiseren. Netcongestie hangt ook samen met veiligheid en bereikbaarheid. De combinatie van elektrisch vervoer met snel aan te leggen zonnepanelen ligt voor de hand. Dat heeft echter zijn weerslag op de aansluiting op het net, een klus die vele jaren kan duren. Afstemming van al die veranderingen en aanpassingen is niet te doen door individuele bedrijven, noch door het parkmanagement. Een onafhankelijke gebiedsregisseur kan de expertise samenbrengen en aanzienlijk sneller de leercurve doorlopen. Dan kan je in de doorrekening van de business case ook de biodiversiteit bevorderen.”
Aan de slag
Volgens De Lange heeft het tot slot weinig zin om het zoveelste plan door de overheid te laten opstellen. “Gemeenten en provincies kunnen de energietransitie weliswaar faciliteren, maar alle partijen moeten gewoon aan de slag gaan. Van netbeheerders, vastgoedeigenaren en parkmanagement tot gebruikers en waterschappen. Het is een zaak van beter organiseren, succesvolle pilots zo snel mogelijk opschalen en met alle betrokken partijen een routekaart opstellen. De kennis is aanwezig, daarvoor hebben we niet het zoveelste rapport nodig. Ik ben hoopvol dat we de doelen van Parijs kunnen halen, mits we nu ook echt stappen gaan zetten. De investeringsbereidheid voor de transitie en voor vergroening is groot.”