Toekomstgericht, circulair én klimaatneutraal renoveren

Tekst: John Mak, W/E Adviseurs, Menno Geenen en Jos van Eldonk van Common Affairs

Hoe ziet de circulaire renovatie en transformatie eruit? Eerst valt de nieuwe hoogwaardige geïsoleerde houten schil op. De gesloten delen hebben een schorsachtige structuur door een lattenstructuur van vergrijsd hout. In contrast daarmee zijn de hoge houten vliesgevels en puien blank gelakt. De transformatie is zo uitgevoerd dat alles later weer volledig te demonteren is: kitten en purren was verboden. Er wordt een kap toegevoegd en er is een ideale hoek voor de PV-panelen gemaakt, waardoor installaties in het beeld worden geïntegreerd.

Het gerenoveerde gebouw biedt onderdak aan een deel van de gemeentelijke organisatie en de stadswinkel. Het wordt de plek waar burgers en bedrijven terecht kunnen met alle zaken die ze willen regelen met de gemeente Tilburg. Op de plek van de oude entree van de bibliotheek bevindt zich nu de nieuwe hoofdentree voor het hele complex, zowel voor bezoekers als voor personeel. De hele begane grond met de stadswinkel, het werkrestaurant en het vergadercentrum is vrij toegankelijk voor publiek. Een toevoeging: extra vides, nieuwe liften en trappen, die moeten uitnodigingen en zorgen dat de kantoorverdiepingen in open verbinding staan met de publiekshal.

Roadmap duurzame gebouwenexploitatie

Gelijktijdig met het begin van de planvorming voor de renovatie van Stadskantoor 2 en de bibliotheek ontwikkelde de afdeling Vastgoed van de gemeente Tilburg een Roadmap naar een duurzame gebouwenexploitatie. De gemeenteraad sprak uit dat Tilburg in 2045 volledig klimaatneutraal en –bestendig moet zijn.

Doelen die in de Roadmap zijn geformuleerd en uitgewerkt:

  • Klimaatneutrale gebouwen bieden en beheren, door energiebesparing en gebruik van duurzame energiebronnen zoals de zon;
  • Milieuvriendelijke materialen en producten gebruiken (biobased of gerecycled), om milieubelasting te beperken en uitputting van grondstoffen tegen te gaan;
  • Gezonde, veilige en prettige gebouwen voor de gebruikers bieden, met als ultiem doel dat deze gebouwen de gebruikers dierbaar zijn en het ziekteverzuim lager is.
  • Toekomstwaarde bieden door gebouwen in de tijd aan te (kunnen) passen aan veranderende wensen en eisen.

Het betrekken van gebruikers en huurders is belangrijk bij het streven deze doelen te gaan realiseren. Ook het SMART maken van de doelen, zoals het meten van en sturen op werkelijke energiegebruiken. Kwantitatieve ambities zijn een reductie van de CO2-uitstoot van ruim 30% in 2010-2020 en een GPR Gebouw-score van tenminste 7,0 op de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. De voorgenomen renovatie van Stadskantoor 2 en de bibliotheek bood een niet te missen kans om deze doelen concreet en op redelijk korte termijn te realiseren.

Circulariteit in de praktijk

In de transitieagenda circulaire bouweconomie is een definitie voor circulair bouwen opgenomen die leidend is geweest voor de ontwikkeling van een aanpak om circulariteit meetbaar en bespreekbaar te maken bij de renovatie van de stadswinkel. Circulair bouwen betekent het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten. Bouwen op een wijze die economisch verantwoord is en bijdraagt aan het welzijn van mens en dier. Hier en daar, nu en later.

Om circulariteit praktisch hanteerbaar te maken gebruiken we 5 strategieën. Deze strategieën zijn uitgewerkt in parameters die handvatten zijn voor het maken van keuzes in een ontwerpproces. Ze zijn ook als beoordelingscriteria te gebruiken voor circulariteit met de CirculariteitsPrestatie Gebouw (CPG). De CPG en de Building Circularity Index (BCI) zijn in het ontwerpproces ingezet als methoden voor het praktisch meetbaar maken van resultaten op circulariteit.

Strategie 1: Benutten van het beschikbare

De grootste winst op grondstoffenbesparing en circulariteit bereik je door te behouden wat er al is.  Gemeente Tilburg heeft bij de ontwikkeling van de nieuwe Stadswinkel gekozen voor het renoveren van het bestaande kantoorgebouw, in plaats van slopen/nieuwbouwen. Het constructieve casco, dat bestaat uit een kolom-ligger structuur, leent zich om de vloeren leeg te maken en opnieuw in te richten zonder ingrepen in de constructie. Hergebruik van de bestaande constructie lag zodoende voor de hand. De constructieve ingrepen die benodigd waren zijn de nieuwe verticale verbindingen tussen de verdiepingen. Om materiaalverlies te beperken is bij de realisatie van de nieuwe kap gekozen om de bestaande lichtkap te behouden en de nieuwe kap hieromheen vorm te geven.

Daarnaast is binnen dezelfde denklijn, samen met Alba Concepts, een inventarisatie gemaakt van de bij de renovatie vrijkomende producten en de hoeveelheden daarvan. Deze producten zijn maximaal in de kringloop gehouden. Hergebruikt in het gebouw zijn: casco (fundering, draagconstructie, vloer- en dakconstructie, trappen); dakkap excl. Beglazing, houten binnenkozijnen en deuren, trapleuning binnen en buiten, hydrofoor, noodaggregaat, glazenwas-installatie. De volgende onderdelen zijn elders in de portefeuille van de gemeente Tilburg hergebruikt: waterinstallaties, ventilatieroosters, armaturen, router, bewegingssensoren, brandslanghaspels, brandblussers, deurdrangers. De laatste stap is een marktplaats waar vrijkomende materialen en producten aangeboden worden: draaikiep ramen, zonwering buitenzijde, aluminium kozijnen, lamellen, schuifwand, computervloer, tapijttegels, koelmachine, compressoren, verwarmingsketels, TL armaturen, vaste sanitaire voorzieningen.

Een groot deel van de bureaus in de Stadswinkel zijn circulair gerevitaliseerde bureaus uit de oude stadskantoren. Dit is samen met een sociale werkplaats uitgevoerd.

Strategie 2: Gebruik het hernieuwbare

Nieuwe materialen die worden gebruikt bij de renovatie van de Stadswinkel zijn voor het overgrote deel van biobased (=hernieuwbare) grondstoffen gemaakt. Dat betekent dat ze in de natuur weer aangroeien in een tijd die korter is dan de toepassing in het gebouw. Oftewel, deze materialen veroorzaken geen uitputting van grondstoffen. De schil van het gebouw wordt grondig geïsoleerd en vernieuwd als belangrijke stap om het gebouw zeer energiezuinig te maken. De materialen die hiervoor worden gebruikt zijn biobased: vlaswol voor de gevels en drukvaste houtvezelplaten voor het dak.

Voor de gevel is uiteindelijk gekozen voor een voorvergrijsde houten Fraké gevelbekleding. Hier was vooral de zorgvuldige detaillering essentieel. De 90.000 latten zijn met RVS-schroeven geschroefd om vervanging bij beschadiging mogelijk te maken. Door te kiezen voor latten van verschillende dikte krijgt de gevel een ruwe schorsachtige structuur. De kozijnen en luiken zijn ook van hout. Een strak gelakte, transparante afwerking brengt contrast aan in de gevel: een combinatie van eiken en geacetyleerd naaldhout (Accoya). Ook de materialen in het interieur zijn biobased (naadloze kurklinoleum gietvloeren met een biobased binder) of gemaakt van gerecyclede producten (tapijttegels van gemaakt van oude visnetten en plafonds van gerecyclede Petflessen). Alle meubels worden losmaakbaar gemaakt met mechanische bevestigingen. Hierbij wordt als basismateriaal gebruikgemaakt van circulair Eco-board (80% tarwestro en 20% gerecycled hout en formaldehyde vrij).

Strategie 3: Minimaliseren milieu-impact

Deze strategie is erop gericht om de milieu-impact gedurende de gehele gebouwlevensloop te minimaliseren. Voor het in beeld brengen van de milieu-impact van materiaal- en energiegebruik is de levenscyclusbenadering (LCA) internationaal geaccepteerd. In Nederland gebruiken we voor het berekenen van de milieu-impact van materiaalgebruik de MPG-berekening, de MilieuPrestatie Gebouw. De MPG vermindert stijgt van 0,43 naar 0,59. Kijk je sec naar het materiaalgebruik, dan spreken we hier van een verslechtering. Maar als je op een integrale manier de milieueffecten van materiaal- én energiegebruik bekijkt, zie je een verbetering van ruim 40%. Dat zie je terug in onderstaande illustratie ‘DPG-index’.

Positief op materiaalgebruik is dat door renovatie het gebouw weer ‘als nieuw’ wordt en de resterende levensduur ervoor zorgt dat fundering, vloeren en draagconstructie over een langere periode worden afgeschreven. Daarnaast zien we dat de relatieve bijdrage van gebouwonderdelen verandert en met name nieuwe installaties een relatief grotere milieu-impact hebben.

De energieprestatie van een gebouw wordt op dit moment bepaald met normen waarnaar in het Bouwbesluit wordt verwezen. Het resultaat is een EPC (nieuwbouw), een energie-index en energielabel (bestaande gebouwen) en prestaties uitgedrukt in 3 BENG-eisen. Voor het bepalen van de milieu-impact gebruiken we het berekende energiegebruik en de bijbehorende energiebron uit de energieberekening. Om de samenhang van energie en materialen te krijgen is de methode van Duurzaamheid Prestatie Gebouwen (DPG) ontwikkeld en te gebruiken via GPR Gebouw.

De DPG-methode toont milieueffecten van energie- en materiaalgebruik in dezelfde eenheid. Zo komt de totale milieubelasting van een gebouw over zijn gehele levensduur in beeld. Uit de berekening blijkt dat de milieueffecten van energie- en materiaalgebruik door de renovatie met ruim 43 % lager worden. Eén van de prioritaire milieueffecten is broeikasgasemissie, de indicator voor en veroorzaker van klimaatverandering. Als we hierop inzoomen zien we dat uit dezelfde berekening blijkt dat de renovatie bijna 50% reductie van CO2-uitstoot oplevert.

Strategie 4: Lange levensduur

De kwaliteit van het gebouw, de kwaliteit van de omgeving en de adaptiviteit zijn relevante parameters voor de gebouwlevensduur. Bepalend voor de gebouwkwaliteit zijn onder andere de prestaties op gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De renovatie is van dien aard dat de kwaliteit van het gebouw na de ingreep vergelijkbaar is met hedendaagse nieuwbouw en op onderdelen zelfs beter presteert (gebruikskwaliteit scoort een 9,5). De Stadswinkel heeft na de renovatie een open structuur die wijzigingen in indeling in de tijd toelaat. Voor nieuwbouw geldt bij het maken van een MPG-berekening forfaitair een levensduur van 50 jaar. Het is realistisch dit ook voor de gerenoveerde Stadswinkel te hanteren. Afhankelijk van het kwaliteitsniveau gemeten met GPR Gebouw kan mogelijk zelfs een langere levensduur worden aangenomen. De omgevingskwaliteit is ook van invloed maar beperkt of niet met de renovatie te beïnvloeden. Voor het Stadhuisplein en het Koningsplein is een groene en klimaatadapatieve herinrichting van de buitenruimte wel de intentie, dus dat kan een positieve invloed hebben op de beleving en daarmee op de levensduur van de Stadswinkel.

Strategie 5: Toekomstige cycli

Deze strategie is gericht op het einde van het gebouw, de sloop. De vraag is wat er na het afdanken van een gebouw gebeurt met de bij sloop vrijkomende materialen en producten. De meeste huidige gebouwen zijn gebouwd zonder serieuze aandacht voor een ‘duurzame sloop’. Bij een circulaire renovatie kijk je al bij het ontwerp naar de manier van slopen. Met het ontwerp wordt de potentie voor een circulaire sloopwijze vastgelegd. De losmaakbaarheid is als specifiek aandachtspunt meegenomen bij de uitwerking van de detaillering en de in- en afbouw. Niet kitten en lijmen maar schroeven en klikken.

Detail losmaakbaarheid gevel

Deze informatie is in de vorm van een gebouw-/materialenpaspoort vastgelegd en doorgegeven aan de partijen die na de bouw het stokje overnemen. Naast informatie over de beschikbare materialen en producten is ook informatie over de wijze van demonteren opgenomen. Voor de Stadswinkel is een materialenpaspoort opgesteld van zowel bouwkundige als installatietechnische elementen via Madaster. Het anticiperen op hoogwaardig hergebruik in de (verre) toekomst levert uitgangspunten voor een andere benadering in het financiële model, dat gebruikt wordt bij verbeteringrepen. Een resultaat van het proces waarin deze strategieën zijn toegepast is een CPG-score van 8,7 op een schaal van 1 tot 10!

Greenwashing

Veel fabrikanten claimen biobased producten te leveren. Vaak is dit slechts gedeeltelijk waar. Een aantal bestanddelen zijn van biologische oorsprong maar bindmiddelen zijn dat vaak niet of maar gedeeltelijk.

Ambitie en realiteit

De politiek wil graag het goede voorbeeld geven en vooroplopen in het realiseren van duurzame gebouwen. Aan ambitie is er aan de voorkant vaak geen gebrek. Het venijn zit in de staart van het proces. Soms is er geen extra budget beschikbaar om te kiezen voor het duurdere duurzame alternatief; soms zijn de producten nog relatief nieuw op de markt en kunnen er nog geen garanties afgegeven worden; soms vragen duurzame alternatieven om meer onderhoud maar is er geen ruimte voor in de exploitatie van het gebouw; soms presteren duurzame alternatieven minder goed en is er angst om deze producten toe te passen.

Kitten en purren

Essentieel in het nadenken over circulariteit is het ‘losmaakbaar’ ontwerpen en realiseren van gebouwen. Kitten en purren is daarbij uit den boze omdat je elementen daarmee onlosmakelijk aan elkaar verbindt. De bouwpraktijk is echter gestoeld op deze werkwijze: het is snel, makkelijk en heeft zich bewezen. Niet alleen grijpt de bouwer graag naar de kit en purspuit om dichtingen te realiseren, de alternatieven zijn vaak duurder en complexer aan te brengen (bijvoorbeeld dichting met rubber profielen). Soms ontbreken ook de garanties voor alternatieven (schildersystemen voor glas in houten kozijnen).

Biobased en Brandwerend

Bij het toepassen van hout in de gevel komen de eisen op gebied van brandwerendheid om de hoek kijken. Oorspronkelijk was de gevel gedetailleerd in Accoya (geacetyleerd naaldhout). Hoewel Accoya in een brandopstelling als gevel getest is bij testinstituut RISe in Zweden en voldeed aan brandklasse B, zijn de testresultaten niet geaccepteerd door de gevelbouwer en leverancier, omdat deze niet overeenkwamen met de Nederlandse normen. Na een expert opinion op de gevelopbouw en de uitgevoerde test is er uiteindelijk niet gekozen voor dit materiaal, maar voor voorvergrijsd thermisch gemodificeerd Fraké. Fraké heeft een hoger soortelijk gewicht en de latten voldeden in de toegepaste diktes wel aan de brandeis.