Leren om aardgasvrije wijken op te schalen
Aan de hand van ongeveer zestig geselecteerde proeftuinen, waarvan de derde en laatste selectieronde afgelopen zomer van start ging, wil het Programma Aardgasvrije Wijken de leerervaringen in beeld te brengen om de gebouwde omgeving in Nederland in 2050 van het aardgas te halen. “We willen zorgen voor producten en instrumenten die gemeenten kunnen toepassen om wijken aardgasvrij te maken.”
Tekst: Tim van Dorsten | Beeld: Een van de proeftuinen is in het dorp Nagele, dat volledig duurzaam wil worden.
“Leren staat centraal.” Deze drie woorden vormen een rode draad binnen het Programma Aardgaswijze Wijken. Tijdens een gesprek met programmadirecteur Jos van Dalen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komt het thema ‘leren’ dan ook regelmatig voorbij. Zo wordt in de derde en laatste selectieronde, die loopt van juli tot en met oktober, gezocht naar zo’n tien tot vijftien proeftuinen die willen leren hoe ze met stapsgewijze oplossingen CO2 kunnen besparen. “We zoeken naar proeftuinen die een aanvulling zijn op de huidig aanwezige proeftuinen”, legt hij uit. “Uit de analyse van de proeftuinen uit de eerste twee selectierondes bleek dat nog weinig proeftuinen zoeken naar stapsgewijze oplossingen om CO2 te besparen. Bij deze gefaseerde aanpak moet in ieder geval een goede isolatie een belangrijke rol spelen.” Sinds de start van het programma in 2018 zijn in de eerste twee rondes 46 proeftuinen geselecteerd. “We maakten direct een vliegende start met 27 proeftuinen in de eerste selectieronde”, vertelt Van Dalen. “Dat kwam onder meer omdat in het regeerakkoord en in het Klimaatakkoord het belang van wijkgerichte aanpak voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving werd benadrukt. Met de gemeenten zijn toen afspraken gemaakt om wijken te selecteren die ze van het aardgas af willen halen. De verwachting was dat die zogeheten wijkuitvoeringsplannen ingewikkeld zouden zijn. Daarom is destijds ervoor gekozen om in verschillende typen wijken te starten, in de vorm van het Programma Aardgasvrije Wijken, en vanuit de praktijk te leren. Dat leverde direct veel aanmeldingen op.” Dat was volgens hem in het begin echt pionieren. “Zo vreemd was dat niet, want we waren vanuit het niets gestart. We merkten dat met name in de tweede ronde, want toen waren de aanvragen al veel meer uitgewerkt.”
Jos van Dalen, programmadirecteur van het Programma Aardgasvrije Wijken. (Foto: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
Kritiek
Eind 2019 bleek dat pas 200 woningen aardgasvrij waren gemaakt, een jaar later lag dat aantal op 614 en is inmiddels ruim 1.700. Met name dat eerstgenoemde aantal zorgde voor felle kritiek van de Algemene Rekenkamer. Volgens dit controleorgaan van de Rijksoverheid droeg het Programma Aardgasvrije Wijken destijds onvoldoende bij aan de doelstellingen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om wijken aardgasvrij te maken. Ze trok haar conclusie op onder meer op basis van het feit dat in de periode 2018-2019 zo’n € 150 miljoen aan het programma was besteed, maar nog weinig woningen daadwerkelijk aardgasvrij waren gemaakt. Verrassend genoeg was Van Dalen uiteindelijk blij met deze bevindingen. “De Rekenkamer vond dat er te weinig schot zat in het Programma Aardgasvrije Wijken omdat de geplande aantallen niet werden gehaald. Op basis van de bevindingen hebben we het programma geëvalueerd om te bezien welke verbeteringen mogelijk zijn. Er bleek dat we nog sterker het lerende karakter centraal moeten stellen en dat we willen ontdekken wat wel en wat niet werkt. Met de proeftuinen willen we onze vragen beantwoord krijgen. Dat betekent niet dat de aantallen niets betekenen: we leren door in de proeftuinen ook de aardgasvrije woningen te realiseren”
Inmiddels lijkt de tijd te zijn aangebroken dat de proeftuinen hun vruchten beginnen af te werpen. “Mede dankzij het leren uit de praktijk zijn we erachter gekomen dat het aardgasvrij maken van een wijk complexer is gebleken dan gedacht, op organisatorisch, technisch en financieel gebied. Zo vinden gemeenten de wijkaanpak complex, omdat er zo veel belanghebbenden bij betrokken zijn die ook zelf investeren in duurzame bronnen, energie-infrastructuur en gebouwen tegen zo laag mogelijke kosten. Ook geven ze aan dat het lastig is de verschillende technieken voor de verduurzaming van de wijk goed te doorgronden en te bepalen wat in welke situatie toe te passen.”
Daarnaast vragen gemeenten om de betaalbaarheid te borgen en op welke manier ze het best voor draagvlak onder hun bewoners kunnen zorgen.
Het Programma Aardgasvrije Wijken heeft er daarom voor gekozen dat ook deze beide zaken nog nadrukkelijker mee te nemen in de derde selectieronde. “Ons doel is om over voldoende proeftuinen te beschikken, om te onderzoeken op welke wijze de praktijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. We willen voor producten zorgen die gemeenten kunnen toepassen in het verduurzamen van hun wijken. We hebben inmiddels wel geleerd dat we voor leren voldoende tijd moeten nemen.”
Opschaling
Het Programma Aardgasvrije Wijken loopt tot en met 2028 en naar verwachting zijn dan bijna alle proeftuinen klaar. Deze looptijd staat volgens Van Dalen los van wanneer de opschaling kan plaatsvinden. “We willen de opgedane ervaringen uit de verschillende proeftuinen nu al vertalen naar concrete instrumenten ter ondersteuning bij het maken van wijkuitvoeringsplannen, zoals een stappenplan, een handreiking voor participatie of hoe te komen tot een goede wijkgerichte businesscase”, legt hij uit.
De wijkgerichte uitvoeringsplannen met bijbehorende businesscases moeten eraan bijdragen dat in 2030, volgens het Klimaatakkoord, 1,5 miljoen bestaande woningen zijn verduurzaamd of van het aardgasnet zijn gehaald. Van Dalen kan echter nog niet zeggen of dit doel ook daadwerkelijk haalbaar is. “Dat aantal van 1,5 miljoen is een inschatting, gemaakt bij het opstellen van het Klimaatakkoord dat is gericht op het behalen van het CO2-doel in 2030. Vanuit de Transitievisies Warmte geven de gemeenten zelf aan hoeveel woningen daadwerkelijk aardgasvrij of aardgasvrij-ready worden gemaakt”, verklaart hij. “Elke gemeente moet voor eind dit jaar deze transitievisie vaststellen. Op basis van hiervan zullen we begin 2022 weten of dat optelt.” Bij het realiseren van de doelen speelt volgens hem ook de formatie een belangrijke rol. “De haalbaarheid hangt voor een belangrijk deel af van de middelen die het nieuwe kabinet beschikbaar stelt voor deze nieuwe taak van de gemeenten. We weten natuurlijk dat de klimaatopgave als belangrijk onderwerp op tafel ligt tijdens de formatie.”
''Mede dankzij het leren uit de praktijk zijn we erachter gekomen dat het aardgasvrij maken van een wijk complexer is gebleken dan gedacht.''
Aardgasvrij niet als mantra
Ondanks zijn functie als directeur van het Programma Aardgasvrije Wijken staart Jos van Dalen zich niet blind op het doel om alle gebouwen in Nederland aardgasvrij te maken. “Het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving is geen doel op zich”, vindt hij. “Het gaat om een CO2-neutrale gebouwde omgeving en dat hebben we ingevuld in de vorm van ‘aardgasvrij’. Daarbij zijn er meerdere wegen naar Rome.” Zo kan hij redenen bedenken om een wijk aardgasvrij te maken. “Dat kan interessant zijn bij een stedelijke vernieuwing of als een gemeente met de aanleg van een warmtenet een gasleidingnetwerk wil vervangen. Maar een stap-voor-stapaanpak kan ook uitstekend zijn, bijvoorbeeld als de duurzame bron nog niet beschikbaar is of nog te duur is. Het voornaamste is dat gemeenten in de komende tien jaar goede stappen maken om de verduurzaming een stap verder te brengen met beslissingen te maken die no regret zijn, die behoorlijke besparingen opleveren en goed passen in het toekomstbeeld.”