Laurens de Lange, commercieel directeur bij Unica.
Mens versus varken
Een strijd voor gelijke gezondheidsregels, of niet? Lees de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door en je treft gedetailleerde eisen aan over onder andere minimale lichtintensiteit voor varkensstallen. Leg daar het Bouwbesluit of de Arbowet naast en het blijft steken op ‘een goede balans van daglicht en kunstlicht’. Verdienen werknemers niet betere gezondheidsvoorschriften?
Tekst: Reinoud Schaatsbergen
Beeld: In het nieuwe Stadskantoor Venlo is het aantal klachten met de helft afgenomen.
We leven in onzekere tijden, maar één zaak die al voor de coronamaatregelen urgent werd, is een gezond binnenklimaat. In een recent digitaal rondetafelgesprek werd al beaamd dat het realiseren van een gezond gebouw ‘een principe’ is. We weten het ook allemaal wel; ventilatie, een goede temperatuur en voldoende daglicht hebben een positieve invloed op de efficiëntie en gezondheid van werknemers. Toch blijft de wet- en regelgeving omtrent een gezond binnenklimaat achterwege.
Varken = businesscase
Bekijk de zaken puur objectief: aan een mens wordt geld verdiend, net als aan een varken. Voor laatstgenoemde diersoort is al sinds 1992 de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van kracht, alsook het Besluit emissiearme huisvesting sinds 2015, dat op 1 januari 2020 verder is aangescherpt. In deze regels wordt een stal tot op de lux, decibel en tienden van een vierkante meter uitgerekend om het welzijn van onder andere varkens te garanderen. Het contrast is enorm. En dat is verklaarbaar, zegt Laurens de Lange, commercieel directeur van technisch dienstverlener Unica en oprichter van de Coalitie Gezonde Gebouwen. “Varkens hebben een vrij kleine scope waarmee je rekening moet houden”, aldus De Lange. “Ze hebben geen mening over hun manager, ze krijgen geen burn-out en ze hebben geen privéleven. De invloeden zijn beperkt, dus de opbrengst van bijvoorbeeld ham is gemakkelijk uit te rekenen, wat je daar ook van mag vinden. Dat is de businesscase.”
Mens = geen businesscase
Mensen daarentegen worden beïnvloed door talloze factoren. De Lange: “Als een werknemer ziek wordt, is er niemand die dat enkelvoudig toerekent aan een ongezond kantoor. Misschien heeft hij wel een slechte vakantie gehad. Een ongezond gebouw maakt iemand ziek op lange termijn en door meerdere factoren. Er is dus vaak geen schuldige aan te wijzen en op dat moment bestaat het probleem niet.” Volgens De Lange is het besef dat gezonde gebouwen noodzakelijk zijn wel degelijk toegenomen in de afgelopen jaren, maar 'belang' staat niet gelijk aan 'urgentie'. Er is geen eenvoudige businesscase te maken van een gezond kantoor. “De zaak valt in details weg. Denk aan ventilatie, verschillende typen licht, beplanting en zelfs schoonmaak. Elk draagt bij aan het binnenklimaat, maar los van elkaar maken ze een gebouw niet gezond.
De Happy Building Index heeft een goede aanzet gegeven om die zaken in breed perspectief te bekijken. Het probleem is dan: wie is er verantwoordelijk voor?” Je kunt terugvallen op het Bouwbesluit, maar wat betreft De Lange bereik je daar weinig mee: “Als je dat besluit precies volgt, heb je nog steeds zieke mensen.”
Hoe dan wel?
Wet- en regelgeving is in dit geval niet de heilige graal. Volgens De Lange moeten we ons juist richten op bewijslast: “Het slim maken van gebouwen moet de trigger zijn om het binnenklimaat te verbeteren. Als je online permanent inzichtelijk hebt wat bijvoorbeeld het CO2-niveau in een ruimte is, kun je iets doen. Vergelijk het met een thermometer: die maakt van de temperatuur een feit waar je het over kan hebben. Als je dat voor het hele gebouw doet, creëer je een taal waarmee je elkaar kunt begrijpen.” Nog een voorbeeld: “Hoe voelt slechte ventilatie? Als het dertig graden wordt, denk je meteen ‘dat is heet’, maar bij een lage kwaliteit binnenlucht hebben we geen gevoel. Het zou enorm helpen als we die situatie feitelijk in beeld kunnen brengen. Een binnenklimaat fluctueert, soms per dag, soms per jaargetijde. Ramen openen in juni levert bijvoorbeeld een heel ander effect op dan in december.” Het gaat dus niet om een enkele meting, maar om langdurige monitoring. Dat is stap één. Stap twee is: “Koppel terug naar je gebruiker. Die kan aangeven wat prettig en onprettig is en gecombineerd met data kun je dan duiden waar het vandaan komt. Hun mening op zich is vaag, maar als je dat koppelt aan een consistente 1200 ppm in een kamer, kun je op basis van feiten actie ondernemen.”
In het nieuwe Stadskantoor Venlo is het aantal klachten met de helft afgenomen.
Als gebruiker van The Edge, een van de bekendste smart buildings van Nederland, kun je het persoonlijke binnenklimaat regelen.
Appify gezondheid
Volgens De Lange is de vraag wie verantwoordelijk is voor het binnenklimaat niet zo cruciaal, zolang er maar gemonitord wordt. “De basis ligt in het objectiveren van de situatie; het moet toetsbaar zijn. Ik geloof dat als je de gebruiker de juiste informatie en tools geeft, hij op basis van eigen verantwoordelijkheid zijn werkplek veiliger en gezonder wil maken. Dat hoeft de wetgever niet per se te controleren en dat hoef je ook niet te forceren.” Kan wetgeving dan op geen enkele manier helpen? Jawel, denkt De Lange. “De WELL-certificering werkt bijvoorbeeld goed voor grote gebouwen. Dan is een ziekteverzuim van twee procent een grote som om aan te werken.
Ik denk echter dat er meer gekeken moet worden naar wetgeving in handen van de gebruiker. Als je het voor iemand leuk weet te maken om zijn eigen werkplek gezond te maken, geef je hem motivatie.”
De Lange vergelijkt het met smartphones: ooit was telefonie functioneel en niet iets wat je met je meedroeg. “Nu ben je hip met een smartphone. Gezondheid als thema begint nu eenzelfde hip karakter te krijgen. Dus is dat niet te koppelen aan iets leuks? Mijn zoon zegt weleens: ‘Ik vind alles goed, als er maar een app van is’. Dat zie je ook bij internetbankieren: normaal is het niet leuk, maar met een app doe je het een stuk meer.”
Individualisering
Deze combinatie van slim en gezond klinkt ideaal, maar is het nog te veel toekomstmuziek? De Lange denkt van niet: “We kunnen al heel veel en technisch gezien is het geen raket naar de maan. Bovendien zijn er al echt goede voorbeelden, waar de middelen die we kennen goed worden toegepast. Het is van belang dat alles in het gebouw goed samenhangt en dat het ten dienste staat van de mensen in dat gebouw.” “Niet lang geleden was een gebouw primair een belegging. We bewegen nu steeds meer naar de individualisering in businessmodellen: hoe prettiger de huurder zich voelt, hoe beter er wordt betaald en hoe meer het gebouw waard is. Daar komt bij dat we vroeger ook geen middelen hadden om een goed en slecht gebouw van elkaar te onderscheiden. Nu we steeds meer slimme en gezonde gebouwen te zien krijgen, gaat dat ook de norm worden. We zitten nu in de koplopersfase. Zodra het bij die koplopers gemeengoed wordt, gaat het wel lopen.”