Paris Proof, Whole Life Carbon en CO2-budgetten: aanjagers voor circulair bouwen
Van goede bedoelingen naar harde verplichtingen
Tekst: Marvin van Kempen, Beeld: Heidelberg Materials Benelux
Het is een gedroomd scenario: voor ieder project slimme en duurzame materiaalkeuzes, zodat we radicaal sneller koersen naar een klimaatneutrale én -adaptieve omgeving. Hoe veranderen we een droom naar een realiteit, waarin opdrachtgevers toekomstbestendig uitvragen en marktpartijen innovaties als standaard inzetten? Dankzij een rondetafelgesprek bij Heidelberg Materials Benelux verdwijnt vage ambitie en ontstaat helder handelingsperspectief.
De datum voor het rondetafelgesprek kón niet treffender: midden in een hittegolf, op een zinderende zomermiddag eind juni. De urgentie om schadelijke broeikasgasemissies te verlagen was niet alleen voelbaar door de verschroeiend hoge temperatuur, maar ook dankzij de vurige betogen van de deelnemers, die de reis maakten naar het Botlekgebied van de Rotterdamse haven. Het meest gebruikte bouwmateriaal, na water, wordt hier gemaakt: beton. Vanzelfsprekend illustreert Elke Koehorst van Heidelberg Materials Benelux daarom eerst de impact van het verduurzamen van het materiaal. “Er wordt wereldwijd ongeveer 14 miljard kubieke meter per jaar ingezet. In Nederland hebben we zo’n dertig betoncentrales en twee cementfabrieken. Wereldwijd is de cementindustrie verantwoordelijk voor zeven procent van de CO2-uitstoot. In Nederland is dit 1,6 procent.”
Hoewel het proces om cement te maken veel energie vraagt, wordt de voetafdruk steeds kleiner. Elke laat een Roadmap zien, die illustreert hoe Heidelberg de reis maakt om de CO2-uitstoot terug te dringen. “In 2030 brengen we de netto uitstoot terug tot 400 kg CO2 per ton cementgebonden materiaal (tCEM). Dat doen we onder andere door productieprocesverbetering, alternatieve brandstoffen en nieuwe cementsoorten met alternatieve grondstoffen.” De 2030-doelstelling is geen vergezicht zonder route, maar een solide doel waar stevig op wordt gekoerst. Deze is al gevalideerd door de Science Based Targets initiative (SBTi) en vormt de tussenstap naar CO2-neutraliteit twintig jaar later. Elke: “We passen steeds meer gerecyclede materialen toe, waaronder Evobuild, het merk voor CO2-arme en circulaire bouwproducten.” Daarna krijgen we nóg een bron van trots en een van de hoogtepunten van innovatie te zien, namelijk de uitrol van ’s werelds eerste industriële Carbon Capture, Utilisation & Storage (CCUS) installatie in Brevik, Noorwegen. Elke: “Verder passen we steeds meer gerecyclede toeslagmaterialen toe, waarmee beton ook circulair inzetbaar is”.
Neuzen dezelfde kant op
Tot slot vertelt ze over het committeren in het Betonakkoord en de eigen roadmap om in dertig procent van de primaire toeslagmaterialen te vervangen met hoogwaardig secundair materiaal in 2030. Door opschaling van betonrecycling, optimalisatie van logistiek en certificering en kwaliteitsborging. “We halen nu gemiddeld 13,5 procent en lopen hiermee voorop in de markt.” Koploperspositie of niet, duurzaam bouwen lukt alleen als alle neuzen dezelfde kant op staan. De rondetafel is dan ook urgent en noodzakelijk, vindt Walter Speelman van Heidelberg Materials Benelux: “Wij willen vanuit verschillende stakeholders horen hoe we in een versnelling terechtkomen.” Wietse Walinga van Duurzaam Gebouwd trapt daarom af: “We gaan elkaar niet overtuigen van het belang van verduurzaming. En ook niet van de urgentie van samenwerking om transities mogelijk te maken. Als het gaat over duurzaamheid, dan is de conclusie vaak dat we het ‘gewoon moeten doen’. Maar dat is zo makkelijk nog niet.”
Dat blijkt wel uit de Integrale Circulaire Economie Rapportage 2025 (ICER 2025): van de totale materiaalinzet in Nederland is slechts 13 procent secundair. Ver verwijderd van het 2030-doel om de helft minder primaire grondstoffen te gebruiken. We kruipen vooruit en dat wordt vaak geweid aan de strenge functionele en veiligheidseisen in de bouw, waardoor de toepassing van gerecyclede of circulaire grondstoffen pas in lagere toepassingen wint. En we willen juist naar hoogwaardig hergebruik. Er is een aanzienlijke versnelling nodig om het doel van 2030 te halen.

Duurzaam, duurder?
Daarom legt de eerste stelling meteen de vinger op de zere plek: ‘Zonder verplichtingen blijft circulair bouwen hangen in goede bedoelingen. Daarom moet de inzet van hoogwaardig hergebruikt verplicht worden voor publieke opdrachtgevers.’ Hier refereert Paul Ewalds van Betonhuis aan het recent gepubliceerd Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) rapport. Hierin wordt onder andere het onderwerp aangesneden: is duurzamer ook duurder? Paul: “We willen het allemaal wel, maar als puntje bij paaltje komt en duurzaam beton is duurder, dan komt het er niet. In een casus in de betonindustrie waarin de helft CO2-reductie mogelijk was, bleven de geringe meerkosten leidend. Dat vertraagt de inzet van duurzame en circulaire producten. En juist de vraag hiernaar is essentieel, want anders kun je als markt en industrie niet erop inspelen.”
Tegelijkertijd zijn er marktpartijen als Rebrick die voor het peloton uitlopen en zelf de meest circulaire oplossing aanbieden. Door hergebruikte bakstenen uit grootschalige sloopprojecten toe te passen is er een vermindering tot 95 procent CO2-uitstoot mogelijk. Maar het hergebruik van stenen is op dit moment duurder. “Maar door het volume omhoog te krijgen, kunnen we de tweedehands stenen goedkoper maken”, geeft Bob Floris van Rebrick aan. “Als je ergens een markt in ziet, dan ga je ‘m creëren. Het helpt natuurlijk ontzettend als er een verplichting komt voor hoogwaardig hergebruik, dus ik ben het volmondig eens met de stelling.” Paul vervolgt: “Ook voor betonproducten moet gelden dat we ze veelvuldiger hoogwaardig kunnen hergebruiken. Stop met functionele waarde weggooien, met een laagwaardige recycling van beton. Er is te weinig regelgeving op een hoger niveau dan afvalregelgeving. Het is er wel voor recycling, maar niet voor het hergebruik van de constructie.”
Vrijblijvendheid wegnemen met CO2-norm
Een verplichting voor publieke partijen, daar staat Carlijn Stoof van Woonstad Rotterdam niet onwelwillend tegenover. “Maar dan niet alleen voor publieke partijen, maar voor iedereen. Zorg dat niet een product verplicht wordt, maar een CO2-norm die moet worden ingevuld.” Daar sluit Tim Vonck van Port of Rotterdam zich bij aan. “Door dit in beleid op te nemen en een maximum uit te stoten CO2 te verplichten, maken gemeenten, woningcorporaties en ontwikkelaars andere en betere keuzes.” En Ruben Raadschelders van Dura Vermeer geeft daarbij het belang aan van circulair ontwerpen: “Daar begint het. Als wij anders willen bouwen, dan mogen we van architecten verwachten dat ze op een andere manier omgaan met zaken als herbruikbaarheid en losmaakbaarheid.”

‘Niet de wortel maar de stok’: de verplichting kan ook vanuit Rob de Jong van Heidelberg Materials Benelux rekenen op bijval. Hij stoort zich nog aan de vrijblijvendheid van circulair bouwen. “Dat maakt ook dat oplossingen die we nú al kunnen inzetten onbekend blijven. Er is een duidelijke kennisbehoefte, maar wie gaat die invullen? Als iets geld kost, wordt inderdaad te vaak op de rem getrapt. Een partij als Dura Vermeer wil zich vanuit strategie onderscheiden op duurzaamheid en komt er meer vraag, maar hoe zit dat met andere partijen? Daarom draagt een verplichting absoluut bij aan circulair denken en doen.”
In de voorstelronde gaf Mark van Oosterhout van gemeente Dordrecht aan dat zijn gemeente klimaatneutraal wil zijn in 2040. Dat is tien jaar eerder dan Europees en landelijk afgesproken. Wietse vraagt Ruben om gemeente Dordrecht een advies te geven om circulair bouwen aan te jagen. “Dat zijn twee dingen. Haal de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) naar beneden [lager is beter, red.] en zorg voor een maximale CO2-uitstoot, een grenswaarde. Daarmee wordt de markt geprikkeld.”
Ook Paul ziet kansen in het aanscherpen van de MPG én het beperken van de uitstoot van schadelijke broeikasgassen aan de hand van een maximale grens. Hij noemt Whole Life Carbon, dat de totale CO2-uitstoot van een gebouw kwantificeert over álle levensfases en wettelijk verplicht wordt binnen de EU door de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) IV. Een methodestandaard staat op de rol voor 2027 en een rapportageplicht volgt voor grote gebouwen vanaf van meer dan 1.000 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak vanaf januari 2028. Paul adviseert: “Stel de doelen verplicht en niet de weg ernaartoe.”
Het belang van kennisdeling
Ziet Mark doelen als een aangescherpte MPG en Paris Proof of WLC zitten? “Ja, absoluut. Maar dan moet het een speelveld zijn dat voor alle actoren geldt in het publieke domein. Ook moet er voldoende kennisdeling zijn, zodat we weten hóe we de versnelling precies inzetten. Een doel opperen is mooi, maar de behoefte aan kennis is hoog. Zorg er daarnaast voor dat er een realistisch doel voor een CO2-plafond komt. We moeten nog wel kunnen bouwen.”
Ruben voegt er een doel aan toe: “Losmaakbaarheid. Want om in 2030 circulair te kunnen zijn en secundaire materialen opnieuw in te zetten, hebben we gebouwen nodig die we eenvoudig(er) uit elkaar kunnen halen. En ja, ook dit heeft te maken met op een vroeg moment met elkaar om tafel gaan en dit uitdenken in het ontwerp.” Walter sluit zich hierbij aan. “Het gros van bouwprojecten zijn niet losmaakbaar. Die worden gesloopt en daarvan zijn modules niet opnieuw bruikbaar.” Carlijn plaatst hier een kanttekening: “Omdat zaken niet meer in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) passen, worden ze niet toegepast. Losmaakbaarheid is mooi, maar dan moet het wel een verbinding hebben met hergebruik. Zelfs als je de onderdelen van een gebouw uit elkaar kunt halen, wil nog niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.”
Praktische losmaakbaarheid
Zo zien we in de praktijk dat losgehaalde elementen niet passen in een nieuwe ontwikkeling of een renovatietraject. Carlijn illustreert wel dat het voor onderhoud aan woningen positief is als je makkelijker onderdelen kunt wisselen. “Daar zie ik echt voordelen. Dus moet losmaakbaarheid ook praktischer, want minder onderhoud draagt voor ons meteen bij aan doelen.” Ruben denkt vervolgens hardop na over een aanvullend doel voor hergebruik van materialen in het kader van losmaakbaarheid: “Op grondstofniveau gaat het sneller dan op elementniveau. Laten we op grondstofniveau als doel zetten om een bepaald percentage hergebruik voor leveranciers te verplichten.”
Koren op de molen van Walter. Hij geeft aan dat als het om normen gaat 30 procent hergebruik van toeslagmaterialen ‘mag’. “En dat lukt”, geeft hij aan. “We willen het breekproces vanwege duurzaamheid/transport door onze sloopbedrijven dichtbij onze centrales laten uitvoeren. Hoewel 30 procent nu de norm is, zijn er ruimere mogelijkheden dankzij de CROW-CUR aanbevelingen. Onder voorwaarden is het mogelijk om tot 60 procent fijn en 100 procent grof betongranulaat toe te voegen zonder correctiefactoren. Ik ben een voorstander om toegestane percentages te verhogen en daar zijn we in de normcommissie ook mee aan de slag. Met name op krimp- en kruipgedrag in beton zijn daar mitsen en maren om mee om te gaan.” Welk doel stelt Walter? “Op de grondstoffenkant doelen stellen, zoals een specifiek percentage gerecycled materiaal.”

Opgave voor hele keten
Eerder in het gesprek kwam al een CO2-beleid naar voren, een plafond dat helpt om binnen de grenzen van het broeikasgassenbudget te bouwen. Een tweede stelling richt zich op dit beleid: ‘Beleid en regelgevingen focussen te veel op uitstoot bij productie, terwijl juist Whole Life Carbon bepalend is voor de echte duurzaamheid van een gebouw.’ Tim trapt af: “Dan kijk ik eerst naar ons eigen bedrijf. We kunnen een CO2-budget op onze activiteiten zetten, maar moeten ons goed realiseren dat er drie emissiescopes zijn. Onze eigen uitstoot verminderen we, met onder andere vlootvernieuwing, maar de ketenpartners meekrijgen kan een uitdaging zijn. Sturen op milieu-impact in projecten kan hier een bijdrage leveren, evenals innovaties zoals het opslaan van CO2 in plaats van uitstoten. Omdat de hele keten mee moet, hebben we hier extra aandacht voor.”
Door te sturen op uitstoot gedurende de hele levenscyclus vermijd je daarnaast onzinnige discussies, zegt Ruben. Bijvoorbeeld het snijvlak MPG en BENG. “Partijen wurmen zich in allerlei bochten om zowel de MPG als de BENG in te vullen. Door te sturen op uitstoot, het grootste probleem dat we hebben in de bouw- en vastgoedsector, maken we het eerlijker en duidelijker.” Walter voegt hieraan toe dat het – naast de materiaalgebonden uitstoot – belangrijk is om de operationele fase van een gebouw goed te bekijken. Paris Proof, berekend aan de hand van de Werkelijke Energie intensiteit indicator (WEii) richt zich op het minimaliseren van elektriciteitsverbruik per vierkante meter. Doel is hier om zowel de WLC als Paris Proof te combineren.” Hoewel bepaalde instrumentaria als GPR Gebouw WLC en Paris Proof gedeeltelijk bij elkaar brengen, zijn er op dit moment weinig tools die dit in één geïntegreerd systeem berekenen. Voor inzicht en bewijslast is het belangrijk dat dit wél wordt gerealiseerd.
Enthousiasme vergroten
Als gemeenten, woningcorporaties en ontwikkelaars uitvragen op een integraal CO2-beleid met WLC én Paris Proof, worden marktpartijen geprikkeld om impact te maken met hun oplossingen. Dat beleid is essentieel volgens Rob: “Door het te verplichten, zorgen we ervoor dat niet alleen grote bedrijven meegaan in de verduurzaming. Regionale en kleinere aannemers houden zich in de regel aan datgene dat in de vraag staat. Ze kennen niet anders. Daar schuilt een flinke uitdaging, om hen mee te nemen en uit te dagen om duurzamer te handelen.” Vanuit Bouwcenter is dit voor Bob een herkenbare situatie. “Wij proberen aan de balie van onze Bouwcenters aan te geven waarom het slim is om op duurzaamheidstransities als circulariteit in te spelen. Maar je moet er wel zelf enthousiast over zijn. Wij willen architecten en woningcorporaties inspireren om, onafhankelijk van beleid, toekomstbestendige beslissingen te nemen en te laten zien wat er al mogelijk is.”

Het implementeren van een CO2-budget kan dan op veel enthousiasme rekenen, het is allerminst gemeengoed. Het aantal gemeenten dat zo’n budget heeft, is beperkt, maar groeiend. Zo voerde Rotterdam een verkenning uit om te bepalen hoeveel uitstoot de bouwopgave nog ‘mag’ hebben. Hoe gaat het bij gemeente Dordrecht? Mark: “Een CO2-budget hebben we nog niet. Als het helpt om onze doelen zoals klimaatneutraal eerder te bereiken, dan is dit een kans. Een aantal jaar geleden was de urgentie nog niet te voelen. Nu is dat anders. Uitleggen waarom je versneld klimaatneutraal wilt worden, dat lukt wel. Maar hoe ga je ervoor zorgen dat opdrachtgevers dit op de juiste manier oppakken en de juiste keuzes maken?”
Twee kanten
De behoefte aan innovatiebijeenkomsten, waar publieke en private samenkomen om noviteiten te bespreken en kennis te delen, wordt dan ook steeds groter. Dat beaamt Carlijn: “We zijn meer dan ooit in gesprek over de thema’s die we vandaag bespreken, met onze aannemers. Maar we moeten wel weten wat er beschikbaar en mogelijk is. Denk aan circulair dak onderhoud. Het moet van twee kanten komen, want wij kunnen het niet uitvragen als we niet weten wat er beschikbaar is.” Kennisdeling kan, naast een innovatiebijeenkomst, ook gedeeld worden in kenniscentra. Daarnaast geeft Paul aan dat een bouwteam een uitkomst biedt. “Omdat het samenwerkingsgericht is en alle betrokken partijen zoals architect, bouwer, opdrachtgever, in een vroeg stadium met elkaar om tafel zitten. Er is meer uitwisseling van kennis, minder faalkosten en meer verantwoordelijkheid bij alle professionals.”
Die kennisuitwisseling zorgt ervoor dat áls er integraal CO2-gestuurd beleid komt, dit ook ingevuld kan worden. De overkoepelende doelstelling is het mitigeren van klimaatverandering en daarmee komt Wietse op de laatste stelling: ‘Beton wordt structureel onderschat als oplossing voor klimaatadaptatie’. Want een gebouw kan energiezuinig en circulair zijn, maar welk nut heeft dit als bewoners er niet comfortabel leven vanwege hittestress, overstromingen of andere klimaateffecten? Ruben vindt dat we meteen stappen kunnen zetten: “Als we anders ontwerpen en bouwen. Ontwerp rondom het klimaat dat we hebben en zet hiervoor hybride gebouwen in.” En Rob voegt toe: “Klimaatadaptatie gaat erom dat je weerbaar bent. En ja, daar heeft beton een voordeel zoals waterbuffering, -berging en hittebestendigheid.”
Inzicht in klimaatadaptatie
Klimaatadaptatie is voor nieuwbouw al een forse uitdaging, maar voor renovatie is de opgave wellicht nog groter. Carlijn illustreert: “Het gaat dan om het vastgoed dat bijvoorbeeld geen zonwering heeft of waarbij in het ontwerp geen rekening is gehouden met opwarming. Als in de zomer de zon op huizen met goede isolatie staat, dan blijft de warmte binnen.” Ook hier komt een groeiende kennisbehoefte naar voren. Onder anderen Mark geeft aan meer inzicht te kunnen gebruiken. Zo geeft de Klimaatatlas interactieve kaarten aan met hitte, wateroverlast, droogte, bodemdaling en meer.
Volgens Ruben moeten meer gemeenten nadenken over hoe ze natuurinclusief in één adem noemen als het om duurzaamheidsbeleid gaat. “Een boom staat gelijk aan tien airco’s. Daar moeten we beter over nadenken. Sommige gemeenten maken al gebruik van NL Greenlabel om inzicht te krijgen in de groenvoorziening en die uit te breiden. We moeten ons bewapenen tegen de stijgende zeespiegel met groen.” Hier noemt Walter nog een uitdaging voor Heidelberg Materials: “Wij moeten de kennis over de klimaatadaptieve eigenschappen bij beton bij onder andere gemeenten en woningcorporaties vergroten. Als vertegenwoordiger van dit materiaal is dit voor mij een logische verbinding om te maken.”
De zeven opleverpunten: Op weg naar CO2-neutraal
- Bepaal een percentage gerecycled materiaal en breng dit in aanbestedingen onder
- Maak gebouwen losmaakbaar en zet in op de praktische kant van losmaakbaarheid
- Combineer Paris Proof en Whole Life Carbon, waarbij Paris Proof berekend wordt met de WEii
- Zorg voor tools die deze combinatie kunnen maken
- Laat gemeenten sturen op CO2-budgetten en neem daardoor aannemers, woningcorporaties en investeerders mee in verduurzaming
- Kenniscentra, innovatiebijeenkomsten en Bouwteams zorgen voor voldoende onderlinge kennisdeling en borging
- Er moet meer inzicht komen rondom de stand van zaken van klimaatadaptatie en het moet een integraal onderdeel worden van de bouwopgave