Merwedekanaalzone: gezond wonen in New Yorkse dichtheden
Merwede wordt een unieke wijk voor Nederland. Dat zegt Hermen Jansen, architect bij VenhoevenCS architecture+urbanism, wijzend op de plannen voor een levendig stukje Utrecht dat met zo’n zesduizend woningen op slechts tien minuten afstand van station Utrecht Centraal komt te liggen. New Yorkse dichtheden, zo noemt de architect het. Ondanks die hoge dichtheid staan welzijn en gezondheid voorop in Merwede door een uitgedokterd stedelijk programma, waar licht, lucht en groen een gedeelde eerste plek innemen.
Tekst: Reinoud Schaatsbergen
In Merwede wordt een torenlandschap gecreëerd met hoogtes tot maximaal 100 meter en Floor Space Indexes (FSI) van 4 en hoger. Om in dergelijke hoge dichtheden een gezonde leefomgeving te garanderen, zijn er door BURA urbanism ‘enorme duurzaamheidsambities’ vastgelegd in het stedenbouwkundig plan. “Een warm bad van stedenbouwkundige voorwaarden, met verregaande eisen ten aanzien van gezondheid, biodiversiteit en duurzaamheid in de volledige breedte van het woord”, aldus Jansen. “Dit plan zit holistisch supergoed in elkaar.” De uitdaging is in dit geval een bijzondere, voegt de architect toe, want: “Hoe kunnen wij dit voor ons deelplan nu nog beter maken?”
Parametrisch puzzelen
Merwede bestaat uit 24 nieuwe bouwblokken. In opdracht van een ontwikkelcombinatie bestaande uit 3T Vastgoed, Janssen de Jong en Lingotto werkt VenhoevenCS samen met Marc Koehler Architects (MKA) aan het ontwerp van twee van die bouwblokken. Enkele voorwaarden voor die panden zijn: aardgasvrij, milieuprestatie (MPG) van maximaal 0,7, 75 procent van de gebouwgebonden energie lokaal opgewekt (met uitzicht op 100 procent), nagenoeg regenwaterneutraal, een verkeersnorm van ‘slechts’ 0,3 en verregaande randvoorwaarden ten aanzien van natuurontwikkeling en natuurinclusief bouwen. Ook qua vorm worden hoge eisen gesteld, zegt Jansen: “De wijk moet een organische variatie krijgen, dus niet één grote gevel die hetzelfde oogt. Daarom moet aan iedere straat een diversiteit aan gebouwen komen te liggen met een groot aantal individuele panden en een grote variatie aan hoogtes van plint, goothoogte en dakhoogte, waardoor een echte ‘coulissenstad’ ontstaat.”
Het ontwerpteam van VenhoevenCS en MKA heeft vroegtijdig gebruikgemaakt van parametrische modellen om te komen tot een optimale bouwmassa van de twee bouwblokken voor de benodigde 50.000 m2 BVO. Het resultaat is een gemixt programma met relatief slanke torens afgewisseld met lagere gebouwen, zodat de bezonning in de binnengebieden goed blijft. “We hebben behoorlijk lang op dit stedenbouwkundige niveau gepuzzeld, want we wilden voor de gezondheid en de ervaring van de ruimte eerst de hoofdvorm van de gebouwen écht goed hebben, zodat we voldoende licht en lucht konden waarborgen”, aldus Jansen. Dit leverde op plintniveau best een ingewikkelde Tetris op, maar deze complexiteit draagt uiteindelijk vooral bij aan een prettige afwisseling van wonen, voorzieningen en groen op ooghoogte.
Natuurinclusief
Gezondheid en welzijn staan wat betreft Jansen voorop in Merwede. Dat thema is door het ontwerpteam vanaf dag één centraal gesteld, omdat de basis hiervoor op stedenbouwkundig niveau goed moet zijn. De slanke torens spelen hierbij een hoofdrol. “Door de torens slank te houden, krijg je licht in het middengebied”, zegt hij. “Daardoor kunnen we ook veel woningen maken met aan minimaal twee zijden ramen voor voldoende daglicht en kruisventilatie.” Ook wilde het architectenbureau het bouwblok voorzien van een zekere ‘doorwaadbaarheid’. “Wij zijn gaan spelen met de basis van het gesloten bouwblok, waarbij een ring van gebouwen rondom een volledig verhoogde binnentuin staat, die door openbare trappartijen vanaf de straat te bereiken is. Wij vinden het belangrijk dat de binnenwereld van de bouwblokken sterk gelinkt is aan de omgeving en het stadsplein waaraan de bouwblokken liggen. Mede met het oog op de wijdverbreide problemen rondom geestelijke gezondheid en eenzaamheid, wilden we ook woningen die niet of slechts gedeeltelijk aan de straatzijde liggen aan de levendigheid van de stad koppelen. Wij hebben samen met landschapsarchitecten van Buro Harro nadrukkelijk een waanzinnig landschap binnen het bouwblok ontworpen, waarin je vanaf de drukke straat geleidelijk via terrassen op verschillende hoogtes een bijzonder en toegankelijk groen heuvellandschap binnenloopt. Daar zijn wij redelijk uniek in als je kijkt naar de bouwblokken om ons heen.”
Ontwerp en beeld: VenhoevenCS architecture+urbanism, Marc Koehler architects en Buro Harro
De natuur komt naar buiten woekeren in de bouwblokken van VenhoevenCS en MKA. “Ja, het is een stad, maar met een groene energie die naar buiten toe explodeert”, zo omschrijft Jansen het. Het idee erachter is dat men hier prettig verblijft, bewoners én bezoekers, en kinderen hier in echte natuur kunnen spelen. “Dat is óók gezondheid: plekken waar mensen elkaar ongedwongen tegenkomen en met elkaar samenleven. Het is lang niet altijd eenvoudig om daarop te sturen, want als je dit soort ‘zachte’ waardes rondom gezondheid niet aantoonbaar kunt maken, loop je het risico dat juist deze kwaliteiten sneuvelen in de businesscase die onder dit soort bouwprojecten ligt. Binnen dit plan voor Merwede gaat dat heel goed. Veel meer aspecten rondom gezondheid zijn daarnaast in meetbare eenheden vastgelegd. Voor de bouwblokken geldt bijvoorbeeld een minimale hoeveelheid aan natuurdaken.
Daarbij moet 100 procent van het dakoppervlak klimaatadaptief en waterbufferend zijn en in het binnengebied moet zo’n 50 procent van het oppervlak voorzien zijn van hoogwaardige natuur. Verder zijn er qua natuurinclusiviteit doelsoorten aangewezen die een plek moeten krijgen. Voor de uitwerking hiervan wordt nauw samengewerkt met een ecoloog.”
Gezond netwerk
Werp een blik op de plannen van Merwede en je ziet dat ze vele malen verder dan het Bouwbesluit gaan. De big four voor gezonde woningen, zoals Jansen ze noemt, staan strak in de uitgangspunten omschreven: ruime toetreding van daglicht, een gezond binnenklimaat, ruimte voor stilte en (zicht op) natuur. Dat geldt voor het hele gebied door onderliggende samenwerkingsovereenkomsten tussen de gemeente, de ontwikkelende partijen en de overige stakeholders. “De gemeente heeft aan de voorkant afspraken met ontwikkelaars gemaakt”, vertelt Jansen, “waar ze in een uniek samenwerkingsverband vervolgens gezamenlijk de regie over houden. Zo is onder andere het programma in gezamenlijk overleg verdeeld over de wijk om zo een prettige mix van de woningen, commerciële voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen te creëren. Dat betekent bijvoorbeeld dat ons deelplan met onder andere een cultuurhuis, een supermarkt en een activiteitencentrum voor dak- en thuislozen een bijzonder gemengd stukje nieuwe stad wordt. De zorgvuldige uitwerking van dit programma wordt in overleg met alle betrokken partijen uitgewerkt om te garanderen dat het ook echt goed gaat functioneren.”
''Alles wat onvoorspelbaar is, is moeilijk in Excel te zetten, laat staan in Uniec.''
Natuur en biodiversiteit zijn wat betreft Jansen leidend als één van de belangrijkste dragers van het plan, omdat je daarmee op stedenbouwkundig niveau gezonde plekken en routes kunt stimuleren. “Een robuust groen-blauw netwerk is het enige middel waarmee je het hitte-eilandeffect in steden kunt bestrijden”, zegt hij. “Onze binnengebieden zijn, naast attractieve en waardevolle plekken, in die zin ook als een natuurlijke airco voor de bouwblokken te beschouwen.” In nauw verband met het natuurnetwerk is het de vraag hoe de mobiliteit is ontworpen. “Alles wat je doet moet in principe binnen loopafstand zijn. Daarvoor moet het mobiliteitsnetwerk en het inzetten op ontmoeten en samenleven op elkaar ingrijpen.” Merwede wordt met een zeer lage parkeernorm ontwikkeld en wordt als geheel een nagenoeg autovrij stuk stad.
Ontwerp: VenhoevenCS architecture+urbanism en Marc Koehler architects | Beeld: A2 Studio
Het belang van een microcity
Een zekere mate van ‘openheid’ en controle door toekomstige bewoners is een aspect waarmee het ontwerpteam in de opgave van Merwede nog wel puzzelt, zegt Jansen. Hij zet dat binnen de context van de huidige ontwerpstandaard, waarin we gebouwen min of meer moeten ontwerpen als mechanisch gecontroleerde ‘koelkasten’. “Qua luchtdichtheid en zonlichttoetreding werken ook wij binnen datgene wat er voorgeschreven wordt. Alleen daarmee kunnen we het zo energie-efficiënt mogelijk functioneren van gebouwen realiseren”, zegt Jansen. “Wij beschouwen alleen porositeit, openheid en een zekere mate van onvoorspelbaarheid als een kwaliteit die we binnen hyperefficiënte gebouwen dreigen te verliezen. Overgangszones tussen open, privé en openbaar zijn tegenwoordig in dit soort projecten ontzettend moeilijk realiseerbaar. Alles wat onvoorspelbaar is, is immers moeilijk in Excel te zetten, laat staan in Uniec.”
Bovenstaande ruimtelijke puzzel is een uitdaging die we overal in Nederland moeten oplossen, stipt Jansen aan. “Op een ontwikkellocatie zoals Merwede kan een gevel om bouweconomische redenen eigenlijk niet breder zijn dan circa een halve meter”, zegt hij, “terwijl wij op veel plekken veel liever een zone van één of wel twee meter zouden willen inzetten om hybride zones te creëren, die zowel binnen als buiten kunnen zijn. Dit soort plekken die bewoners al naar het gelang van het klimaat, hun stemming en het tijdstip op de dag verschillend kunnen gebruiken, zijn wat ons betreft cruciaal om prettig te kunnen leven in een stad met hoge dichtheid. Met het oog op de enorme opgave aan woningbouw in hoge dichtheid die voor ons ligt, is juist deze opgave cruciaal. Wat dat betreft lopen we nu voor ons gevoel, door het sturen op energie-efficiëntie van de afgelopen dertig jaar, echt tegen de grenzen aan van wat mogelijk is.”
Daarbij komt dat het bouwen in hoge dichtheid - ‘traditioneel on-Nederlands’ - iets is wat we nu echt nodig hebben, realiseert Jansen zich. “Maar dat kan alleen onder voorwaarden: dat de woningen goed zijn voor gezinnen, ouderen, kinderen en alles ertussenin”, vervolgt hij. “Centraal uitgangspunt daarbij is dat dichtheid een hoge intrinsieke kwaliteit heeft, die gaat over een duurzame samenleving waarin we met elkaar moeten samenleven en dus moeten samenwerken; een ‘poldermodel 2.0’. We hebben het vaak over de technische kant van een Microcity, maar die gaat dus ook over een soort dorpswerking. We willen en moeten duurzaam met elkaar samenleven.”
Dus, hoe pakken we dat aan? Dat is een ingewikkelde vraag, zegt Jansen, mede omdat we in Nederland traditioneel en dus cultureel gewend zijn geraakt aan de ruimtelijke luxe van een huis met een tuin, zegt Jansen. De cultuurverandering die hoort bij het bouwen op de wijze zoals dat in steden als New York, Singapore en Tokio ‘normaal’ is, is dan ook bijna een transitie op zich. “Voor de samenleving als geheel zijn de voordelen evident: verdichting levert ons ruimte op. Door hoge dichtheid rondom mobiliteitsknooppunten, met integratie van een lokale circulaire economie, kunnen we ons land als geheel verbeteren. Daar bestaat eigenlijk geen discussie over. Maar voor de individuele woonkeuze die mensen moeten maken, hebben we projecten zoals Merwede nodig: om het bewijs te leveren dat het ook in hoge dichtheid ontzettend prettig en gezond (samen)leven is.”