Jeroen Troost, managing director
Schöck The Netherlands & The Nordic
In het middengebied zegeviert de gezondheid
Hoe maken we van de binnenruimte een buitenruimte? Als het aan Jeroen Troost van Schöck ligt, is dat een ogenschijnlijke tegenstelling die niet zo onmogelijk is als het lijkt. Hij pleit voor het middengebied, want daar kunnen bewoners genieten van het buitenleven waar tegenwoordig naar wordt gesnakt, terwijl dat gebied op koude dagen thermisch afgesloten kan worden. Bovendien is dit technisch gezien gewoon mogelijk.
Tekst: Reinoud Schaatsbergen | Beeld: Ontwerp door BiUM, PAES Architecture en Schöck
Lang geleden ontdekte Eberhard Schöck, oprichter van Schöck, het bestaan van de koudebrug: een doorbreking van de isolatielaag in de buitenschil van het gebouw, met warmteverlies als gevolg. Nu, jaren later, specialiseert het bedrijf zich in hoogwaardige verbindingen van balkons, gevels, daken en meer, waarbij ook aspecten als geluid en brand getackeld worden. De gezondheid van de gebruiker staat hierin telkens centraal. Toch ziet Jeroen Troost, managing director Schöck The Netherlands & The Nordics, dat het belang van dit thema ‘in golven gaat’. “Gebouwen en binnenruimtes worden kleiner, er is meer gestapelde bouw in de binnenstad en de behoefte aan tuinen neemt toe”, zegt hij. “De kwaliteit van de leefomgeving wordt dus belangrijk.”
Ontwerp door BiUM, PAES Architecture en Schöck
Balkon = gezond
Troost ziet de trend van gezondheid in de bouwsector vooral ontaarden in een zucht naar buitenruimte. Balkons waren tot voor kort dé manier om die buitenruimte de stad in te halen, waar men doorgaans geen eigen tuin heeft, maar volgens Troost is dit element ‘aan een nieuwe fase toe’. “Mensen willen buiten leven, kijk maar naar alle buitenkeukens en -kastjes in de bouwmarkten”, zegt Troost. “Voor binnenstedelijke appartementengebouwen is dat niet mogelijk, dus creëer daar veel balkonruimte of hybride binnen- en buitenruimtes die je dicht kan maken. Dan heb je een vaste binnenkern en alles daaromheen beschouw je als buitenruimte.” Dit in tegenstelling tot de huidige bouwwijze, waarbij gebouwen bijna geheel worden afgesloten met een thermische schil.
Maakt dat het werk voor Schöck niet juist moeilijker, al die verschillende ontsluitingen door een mix van binnen- en buitenruimtes? Immers is ‘alles wat makkelijk open en dicht kan, moeilijker thermisch dicht te zetten’, zoals Troost zelf zegt. “Dat is een technische opgave”, antwoordt hij, “en die kunnen wij prima aan.” Zorgen maakt hij zich niet, want belangrijker is wat de doelgroep wil. “Dat haakt in op een onbedoeld bijeffect van corona: men ervoer het balkon als gezond, want het was de enige plek waar je nog naar buiten kon.” Oftewel: het balkon is simpelweg een onvermijdelijk element, omdat bewoners ernaar vragen.
Toch kunnen we een stap verder gaan, vindt Troost. “Volgens het Bouwbesluit tellen de vierkante meters van een woning alleen binnen de thermische schil, terwijl je eigenlijk drie gebieden hebt: binnen, buiten en het middengebied”, zegt hij. “Het middelste gebied is een half transparant systeem waar de kwaliteit van leven fantastisch is, lezen wij in interviews met potentiële bewoners. Dat kan een woonkamer zijn waar je driehonderd dagen van het jaar goed kan vertoeven en als het te koud wordt, zet je die dicht.” Hierin zit de uitdaging, omdat de toevoeging van een middengebied praktisch betekent dat de koudebrug naar binnen wordt verplaatst. “Daarvoor moet je accepteren dat het middengebied een andere kwaliteit heeft: iets wat mensen willen, maar in de regelgeving nog niet goed past.” Ook hier geldt: technisch gezien is hierin niets onmogelijk, zegt Troost.
De bewoner bepaalt
Toch is bovenstaande makkelijker gezegd dan gedaan, vertelt Troost, omdat een goede thermische afsluiting momenteel niet wordt meegenomen in de beoordeling van de kwaliteit van een gebouw. “Als je bijvoorbeeld een gebouw volgens de normen en wetten helemaal dichtzet en er vervolgens zomaar een balkon aan hangt, heeft kou de neiging om via het staal en beton naar binnen te trekken. Als de thermostaat dan zegt dat het binnen 22 graden is, kan dat flink verschillen bij die aansluiting van de balkonplaat. Dan krijg je zonder het te merken alsnog condensatie, tocht en schimmelvorming.” In WELL-normeringen zie je wel aandacht voor dit aspect. Zo hoopt Troost dat er via die weg meer aandacht voor komt. “Als zulke normeringen meer in beeld komen, wordt er ook meer nagedacht over een gezond binnenklimaat. Wij worden bijvoorbeeld geselecteerd op snelheid van levering, betrouwbaarheid, prijs en isolatiewaarden, maar nooit op koudebruggen. Gelukkig zie je in vergunningscriteria naast duurzaamheid en circulariteit steeds meer vragen komen over luchtvochtigheid.”
Ontwerp door BiUM, PAES Architecture en Schöck
Troost bestempelde eerder in dit artikel het ervaren van gezondheid als een golfbeweging met diverse nuances. “Maatschappelijke trends en thema’s zijn onverslaanbaar”, aldus Troost. “Mensen weten wat ze willen en pikken het niet als het anders is. Hoewel dat bij opdrachtnemers en -gevers in golven gaat, met pieken en dalen, zitten zulke trends [vraag naar buitenruimte; red.] gemiddeld gezien in een stijgende lijn. Bovendien bestaat de niet-mondige, slecht geïnformeerde woonconsument bijna niet meer. Men wil het en er zijn veel voorbeelden en standaarden, dus waarom zou je jezelf tekort doen?” Uiteindelijk bepaalt de woonconsument, zegt Troost. “De markt is dan snel geneigd zich aan te passen.” Het lastige hieraan is dat die consument geen directe stem in het proces heeft en vertegenwoordigd moet worden door de overheid. “Die moet regels opleggen. Hoe harder een tender van een gemeente is, met belang voor circulair, groen en gezondheid, hoe beter projectontwikkelaars het oppakken.”
Laat dus zien wat er mogelijk is qua midden- en buitengebieden en bewoners geven vanzelf aan wat ze willen. Dan volgen de projectontwikkelaars en architecten automatisch, zo redeneert Troost. “De uitdaging is altijd: wat wil de consument het liefst en hoe krijgen wij dat aangeboden?”, zegt hij. “Daar zit nog steeds een enorme mismatch in, omdat we de vraag niet scherp kunnen vertalen naar een antwoord.” Troost wijt dit vooral aan het feit dat beschikbare innovaties te weinig worden meegenomen in nieuwe projecten. Een voorbeeld: “Van alle woningen die tegenwoordig worden opgeleverd, zit op 95 procent nog een fysiek slot met sleutel. Dat krijg je vandaag de dag met een auto echt niet meer. Een lullig voorbeeld misschien, maar dat is precies wat er nu speelt bij woningbouw.”
Sowieso op te lossen
Hoewel Schöck slechts een deel van de oplossing biedt, ambieert Troost verder naar voren te schuiven in de keten. “Als wij laten zien wat er kan, heb je grote kans dat mensen dat meenemen in hun ontwerp”, zegt hij. “In ieder geval meer dan als we wachten tot alles getekend is. De belangrijkste opgave zit voorin de keten.” De boodschap die hij daarin wil verkondigen, is simpel: buiten zijn is het gezondste. “Kan dat niet, zorg dan dat je die ervaring binnen zo goed mogelijk voor elkaar krijgt. Technisch is dat sowieso op te lossen.”