Biopartner 5 – icoon van circulariteit
Op het Leiden Bio Science Park is een knap staaltje werk opgeleverd. Letterlijk. Het nieuwe laboratoriumgebouw Biopartner 5 is opgebouwd uit maar liefst 165.000 kilogram staal dat vijftig jaar lang de basis vormde van een nabijgelegen universiteitsgebouw. Dit is een huzarenstukje voor circulariteit, zo zegt ook Paul Korthagen, directeur van IMd Raadgevende Ingenieurs.
Tekst: Reinoud Schaatsbergen | Fotografie René de Wit en IMd Raadgevende Ingenieurs
IMd Raadgevende Ingenieurs raakte betrokken bij het project vanuit eerdere samenwerkingen met onder andere de opdrachtgever van het laboratorium en architectenbureau Popma ter Steege. Een goede band en positieve energie bleken een uitstekende basis te zijn om dit nieuwe project flexibel aan te vliegen. De ambities lagen namelijk hoog, maar gedurende het proces werd daar nog een schepje bovenop gedaan, omdat een once-in-a-lifetime-kans zich voordeed: er kwam een donorskelet beschikbaar.
Demontabel icoon
“Thijs de Kleer, directeur van het BioPartner Center Leiden, wilde een icoon neerzetten”, zo herinnert Korthagen zich. “Mijn reflex was dat dit een spectaculair stukje architectuur moest worden, maar nee, het moest een icoon van duurzaamheid worden. Het geeft energie om zo’n ambitie mee te krijgen als constructeur, want de lat ligt meteen hoog.” IMd Raadgevende Ingenieurs besloot daarop optimaal te ontwerpen voor materiaalgebruik. Kolommen werden dicht bij elkaar gezet en overspanningen werden klein gehouden om materiaal te besparen. “In de jaren nul van deze eeuw was het heel gangbaar om grote vloeroverspanningen en daarmee dikke, zware vloeren te maken, omdat dit flexibiliteit als gevolg zou hebben. Dat bleek uiteindelijk tegen te vallen en creëert juist op andere vlakken lastige situaties. Daarom willen wij anders omgaan met gebouwen: hoe kunnen we de flexibiliteit behouden en een impact maken op materiaalgebruik?”
IMd Raadgevende Ingenieurs had al ervaring met het gebruik van een demontabel casco, zoals voor de tijdelijke rechtbank in Amsterdam. Korthagen omschrijft dit ook wel als ‘een tijdelijke opslag van materiaal dat in de toekomst weer kan worden hergebruikt’. “Dat hoeft niet op korte termijn, het gebouw kan best vijftig jaar blijven bestaan”, zegt hij. “Dat vraagt om een nieuw soort niveau van constructieve circulariteit. Door vroeg in het proces daar over na te denken, hadden we daar veel invloed op.” IMd Raadgevende Ingenieurs deed daarom uitgebreid onderzoek naar de beste manier van demontabel bouwen, telkens met het oog op betaalbaarheid. Dat leidde tot een bouwgereed ontwerp, waar al gauw van afgeweken werd. “Er kwam een enorme kans voorbij: het Gorlaeus gebouw op het Science Park werd gesloopt. Plotseling hadden we een vijftig jaar oud staalskelet ter beschikking, inclusief tekeningen!”
Flexibiliteit
Het projectteam zat volop in het eindtraject, maar besloot alsnog al het staal van Biopartner 5 te vervangen door gebruikt staal. “De gewoonlijke reflex is: dat lukt niet, het is te laat”, zegt Korthagen, “maar wij wilden dit doen. Iedereen raakte er enthousiast van, dus gingen we juist redenen bedenken waarom het wél zou kunnen.” Een groot voordeel was dat het Gorlaeus gebouw precies dezelfde verdiepingshoogte had als Biopartner 5. “Een soort cadeautje, dus. Een ander interessant gegeven is dat er in het donorskelet een soort knoop tussen de kolommen en liggers was gemaakt. Die konden we in elkaar laten zitten en zo als een soort T-structuur opnieuw plaatsen.”
Uiteraard had deze plotselinge wijziging in de bouwplannen nog wat voeten in de aarde, zoals een nieuwe constructieve analyse en een beoordeling van de maximaal aan te houden spanningen in het staal. “Door beschadigingen en bewerkingen aan het staal kan de capaciteit zijn afgenomen”, zegt Korthagen, “en uiteraard ook tijdens de sloop. Sommige materialen werden niet netjes opgeslagen of op een hoop gegooid, dus we konden niet alles gebruiken.''
''Dat is ook een uitdaging voor de sloper: hoe geef je het proces van demonteren vorm?” Desondanks had Korthagen dit experiment niet anders willen aanvliegen. “Hoe gaaf is het dat je gaat ontwerpen met wat je hebt, in plaats van met wat je wilt?”, zegt hij. “Dat maakt dat we nu met veel trots kunnen terugkijken op wat wij voor elkaar hebben gekregen, omdat we het hebben durven omgooien.”
Het onderzoek dat is verricht naar onder andere de treksterkte van het hergebruikte staal was ‘proportioneel en risicogestuurd’, zegt Korthagen. “Je kunt veel onderzoek doen, wat tijd en geld kost”, zegt hij. “Dat is bij elk project verschillend. Toch wil je idealiter iets van een stappenplan hebben om bij volgende projecten dit proces efficiënter te maken. Daarom werken wij nu aan een standaardaanpak waarmee we per project kunnen beoordelen hoeveel zekerheid er nodig is om materiaal te hergebruiken.”
Passie voor hergebruik
Ondanks de beschadigde onderdelen van het Gorlaeus gebouw was er ‘veel meer staal voorhanden’ dan nodig was. Een deel heeft als fietsenstalling een tweede leven gekregen, een ander deel is verwerkt in een paviljoen in Leiden. “De universiteit wilde dat ieder stuk zo goed mogelijk werd hergebruikt, dus ook zij dachten gelijk mee hoe tijdens de sloop het staal kon worden gewonnen”, vertelt Korthagen, die vooral te spreken is over het enthousiasme dat achter de universiteit schuilgaat.
“Iedereen die aanhaakte had wel zo’n soort passie. Dat is het allerbelangrijkste; de opdrachtgever moet het willen en durven het risico te nemen. Ook de constructeur moet bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van zijn onderzoek of materiaalgebruik. Durf te zeggen dat jij er verstand van hebt en kunt aantonen dat iets veilig is. Uiteindelijk heb je daar geen certificaat voor nodig, want ook dat is gestoeld op de expertise van de ingenieur. Wat is dan het verschil?”
Uiteindelijk is twee derde van het staal in Biopartner 5 hergebruikt. Dat komt neer op 165.000 kilogram staal. Uniek hieraan, zo stipt Korthagen aan, is dat dit project een schaalsprong definieert. “Eerdere constructieve projecten waar hergebruik werd toegepast, gingen altijd om kleinere hoeveelheden”, zegt hij. “Het gaat hier om een mega hoeveelheid.” Deze sprong past uitstekend bij IMd Raadgevende Ingenieurs, waar de term donorskelet ooit voor het eerst de kop opstak.
Biopartner 5 is voor ongeveer dezelfde kosten neergezet als oorspronkelijk was gepland. Korthagen ziet dat als een eerste stap in de circulariteitsambities, want als materialen slimmer worden toegepast, worden ze ook goedkoper. “Door de transitie van de sloper die een demontagebedrijf wordt, en doordat het gebouw een tijdelijke opslag van producten wordt, kan er goedkoper geoogst worden”, zegt hij. “Hier werd het ietsje duurder, omdat je zaken tegenkomt als een zinklaag op het staal, maar verder is het van het normale budget bekostigd. Dat heeft de ontwikkelaar zeer goed begeleid door zich flexibel op te stellen, maar de doelen scherp te houden.”
Ook voor de architect heeft Korthagen niets meer dan lof. “Er zitten binnenwanden in dit pand uit een gebouw van het OM in Haarlem, er zijn wc-potten hergebruikt, de gevel is demontabel en op sommige plekken van de begane grond zijn hergebruikte klinkers gelegd”, zegt hij. “Zo is er over allerlei onderdelen nagedacht, wat vervolgens is verwerkt tot een mooi geheel. Uiteindelijk is het constructieve verhaal slechts een drager van dit verhaal over hoogwaardig hergebruik.”
Op zoek naar donors
Toch is een flexibele houding niet de heilige graal. Willen andere partijen ook zo’n succesverhaal nastreven, dan moet op tijd een goede donor worden gevonden. Toch vreest Korthagen niet om de beschikbaarheid van zulke gebouwen. “Overal waar je bouwt, staat al iets”, zegt hij. “Je kan rondkijken: wat wordt binnenkort gesloopt en wat kun je daar uithalen? Kijk dus letterlijk op de plek waar je gaat bouwen en vervolgens kun je rondzoeken.”
Materiaal gaat sowieso beter voor handen zijn doordat slopers zich ‘omvormen tot demontagebedrijven’, aldus Korthagen. “Zij zien in wat ze in handen hebben. Als zij goed scheiden en bewaren, worden ze een ontwerpteampartner. Nu al zitten wij aan tafel met sloopbedrijven, omdat we ze dan direct kunnen vragen of ze staal of kanaalplaatvloeren beschikbaar hebben. Biopartner 5 was nog een pioniersproject, maar het gaat nu hard. Het voelt intussen bijna fout om een gebouw te ontwerpen met grote overspanningen of veel materiaal, want nu vragen we ons af: zitten we hergebruik dan niet in de weg?”