Transitie naar een Circulaire Bouweconomie

Nog lang geen tijd om achterover te leunen

Nederland stelde zich in 2016 de ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn, met als tussendoel in 2030 op 50 procent te zitten. Nu we hard op weg zijn naar 2030 is het tijd om een balans op te maken. Zijn we goed op weg? In deze korte reflectie, bespreek ik daartoe wat cijfers over de bouwsector.

Expert: Vincent Gruis

Een eerste vraag die opkomt is: wat betekent dat eigenlijk, 100 procent circulair? Is er dan geen afval meer, gebruiken we dan geen primaire grondstoffen meer, is alles losmaakbaar, of biobased, of …? Eén van de eerste vragen waar we na het stellen van de circulariteitsambitie tegenaan liepen ging precies daarover: hoe weten en meten we eigenlijk of we goed op weg zijn?

Ook nu is die vraag nog niet eenduidig te beantwoorden, maar zijn wel een aantal nuttige analyses gemaakt. De oorspronkelijke ambitie was met name gericht op het reduceren van gebruik van primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiel). Ook het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kijkt voor de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) naar de hoeveelheid grondstoffen die wordt ingezet en gebruikt, maar daarnaast naar de hoeveelheid afval en effecten die het grondstoffengebruik heeft voor klimaat, biodiversiteit, vervuiling naar lucht, water en bodem, en leveringszekerheid. Het Transitieteam Circulaire Bouweconomie stelt dat je niet de mate van circulariteit moet meten, maar moet kijken naar de onderliggende doelstelling: de impact op het milieu. In Nederland kan dat onder meer met de zogenaamde Milieukostenindicator (MKI). Daarnaast is er nog het Circularity Gap report, waarmee een basale internationale vergelijking mogelijk is.

Vincent Gruis is hoogleraar Housing Management aan de Technische Universiteit Delft. Zijn onderzoek en onderwijs richten zich op strategieën voor de vernieuwing en het beheer van woningen en gebouwen. Hoe kunnen partijen (overheden, ontwikkelaars, beleggers, bouwers, architecten en natuurlijk gebruikers) samenwerken om de leefomgeving beter te maken? Hij concentreert zich met name op het realiseren van een circulaire woning- en vastgoedvoorraad en is ook voorzitter van het Transitieteam Circulaire Bouweconomie.

Hoogwaardige circulaire toepassing?

De meest recente ICER-rapportage uit 2025 is niet positief over de ontwikkeling. Het Circularity Gap Report The Netherlands 2020 vertoont ook een groot gat, maar laat wel zien dat we het in internationaal opzicht niet slecht doen, afgaande op het aandeel gecirculeerde materialen in het totale materiaalgebruik: ‘Om in de maatschappelijke behoeften te voorzien van alle Nederlanders, zoals voor huisvesting, mobiliteit en voeding, is slechts een kwart van de materialen afkomstig uit non-virgin, secundaire bronnen’. Maar, ter vergelijking: ‘De wereldwijde economie is slechts 8.6 procent circulair’. In 2022 is er ook een specifieke Circularity Gap-analyse uitgevoerd voor de Nederlandse bouwsector, waaruit blijkt dat 88 procent van al het afval dat de sector genereert wordt hergebruikt of gerecycled. Tegelijkertijd is slechts 8 procent van de materialen om huizen en gebouwen te bouwen (infrastructuur niet meegerekend), afkomstig van secundaire bronnen en 4 procent van alle gebruikte materialen hernieuwbaar. Geconcludeerd wordt: “Nederland is kampioen laagwaardige recycling (‘downcycling’)”.

Rapport Op weg naar CO2-neutraal

Ontdek het jaarlijkse rapport Op weg naar CO2-neutraal – een essentiële leidraad voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving in Nederland. Dit rapport, uitgebracht door Duurzaam Gebouwd in aanloop naar de Klimaattop Gebouwde Omgeving 2024, brengt de grootste uitdagingen, zoals netcongestie en materiaalgebonden CO2-uitstoot, scherp in beeld.

Download het rapport hier.

Circulaire renovatie

De MKI is een in euro’s uitgedrukte uitkomst van een levenscyclusanalyse. Het geeft uitdrukking aan de verwachte maatschappelijke kosten om deze milieueffecten ongedaan te maken. Hoe lager de MKI-waarde, hoe duurzamer. De MKI-benadering leent zich slecht voor monitoring, omdat er nog geen reeks van periodieke metingen op sectorniveau is. Het Materiaalstromenonderzoek van EIB en Metabolic geeft wel interessante inzichten in welke bouwactiviteiten relatief veel milieukosten veroorzaken. In 2019 werd 72 procent van de totale MKI in de bouw veroorzaakt door de B&U sector en 28 procent door de GWW. Binnen de totale bouw werd 45 procent van de MKI veroorzaakt door herstel- en verbouw/grootonderhoud en 55 procent door nieuwbouw. Binnen de B&U was dit respectievelijk circa 52 procent en 48 procent. Dit maakt het van groot belang om niet alleen te sturen op circulaire nieuwbouw, maar ook op circulair renoveren.

Al met al stemmen de macrocijfers niet gerust waar het gaat om het behalen van de tussendoelstelling van 50 procent circulair, hoe je die ook definieert. Ook de komende jaren blijft het dus hard werken om de milieu-impact van de bouw drastisch te verlagen, door milieuvriendelijke productiemethoden, hergebruik en hernieuwbare materialen te bevorderen. Op de Klimaattop Gebouwde Omgeving 2024 zetten we hiervoor de volgende stap, door ons te buigen over de behaalde resultaten tot dusver en afspraken te maken voor versnelling.

De integrale Circulaire Economie Rapportage 2025 laat de voortgang zien van de transitie naar een circulaire economie in Nederland. De rapportage is bedoeld als kennisbasis voor het maatschappelijke en politieke debat over de transitie naar een circulaire economie.